tesken op van de hoornblazende tritons (Tritoon, zoon
van Neptunus), gestalten half mensch half visch en de
voorpooten van een paard. Hun sinistere figuur teekent
zich scherp af in de kostelijk gebeeldhouwde bekroning
van den zandsteenen gevel op de Prins Hendrikkade 133.
Daar dichtbij zien we het woonhuis van Michiel de Ruy-
ter. Het borstbeeld in dit huis is van 1829. Daarvóór
werd het aangeduid als het huis „waar de ruiter boven
de deur staat". De beroemde bewoner had dus, als in
zijn tijd gebruikelijk, een aan zijn naam ontleend em
bleem aan zijn huis doen aanbrengen.
Een schijnbaar oude bekroning met Neptunus en Mer-
curius, doch dateerend van 1918, is in de attiek van het
bankgebouw Heerengracht 206/14, gemaakt door den
beeldhouwer Schröder.
Niet alle met een drietand gewapende figuren beelden
Neptunus uit. Op de Gelderschekade 55 is het een
Stroomgod. Zoo ook op het perceel Singel 326, van
1680, waar een stroomgod41) met Mercurius, den god
van den koophandel, kenbaar aan zijn reishoed (de
petasos), gevleugelde voeten, den met slangen omkron
kelden herautenstaf (caduseus) en geldzak, de klauw-
stukken vormt. Bij de Grieken en Romeinen had elke
rivier en zelfs de beekjes hun stroomgoden. Zou Amster
dam, waarvan Vondel zong:
„Aen d'Aemstel en aen 't Y
daer doet zich heerlyck ope
Sij, die als Keyserin,
de kroon draeght van Europe,"
dan niet haar aan beide stroomen gewijde goden bezit
ten? De stroomgoden bewaakten de bron, waarin zij
eiken morgen hun stroomvat uitstortten. Als ruigge-
baarde mannen, soms met een roeispaan in de hand,
rusten ze met den arm op een kruik waaruit het water
vloeit. Een fraai stel is gebeeldhouwd in de klauwstuk-
75