inscriptie „De Min", een toentertijd gangbare benaming
voor de liefde. We kennen het nog in „beminnen",
„minnekoozen". Hier hebben Van Lennep en Ter Gouw
het mis, als zij ons dezen steen verklaren als de uitbeel
ding van een „minnemoer". Zelfs de staande houding,
afgezien van de aanwezigheid van twee kinderen verre
van baby's logenstraft al hun meening. Zonder op
schrift vindt men eenzelfden gevelsteen op het Singel 31.
In de Langestraat 27 en 29 lezen we in den top „Hoop"
en „Liefde". Het trio was een halve eeuw geleden nog
compleet. Deze twee huisnamen leven voort in de vele
eigennamen De Hoop en De Liefde. Dat het beeld der
Liefde ontleend is aan voorstellingen van Maria met het
kind Jezus en Johannes, in de beeldende kunst der pri
mitieven een geliefd onderwerp, meen ik te mogen aan
nemen. Zelfs een gevelsteen bezitten we met zulk een
tafreel en wel op de Keizersgracht 45.
„De Saaier Ao CID ID CCL1I" 1752) staat bij een
overeenkomstige voorstelling op de Bloemgracht No. 77.
Hier dichtbij stond voorheen „De Jonge Saaier", een
prachtig bewerkte gepolychromeerde sculpture uit 1763,
thans opgeslagen in het Stedelijk Museum. Hier zullen
we wel niet te doen hebben met een „concurreerenden"
gevelsteen, eer zullen beide den familienaam geïllu
streerd hebben.35) Dergelijke „sprekende" gevelemble
men dienden dan tevens als huisnaam. Oorspronkelijk
zijn ze vermoedelijk als bijbelsch te karakteriseeren op
grond van Markus 4 3 „Een zaaier ging uit om te
zaaien". Den tekst leest men op de voormalige R.K. kerk
„de Zaaier" op de Keizersgracht, welke haar naam aan
een dergelijk uithangteeken dankte. In de trapgevels van
1642 op de Bloemgracht 87—91 laat zich eveneens een
zaaier zien, benevens een boer met spade en een wan
delende heer in 17e eeuwsche dracht.
Een katholieke camouflage van het bidsnoer hebben we
ongetwijfeld te zien in de gevelsteenen met een krans
gevlochten uit rozen, waartoe het bidsnoer eveneens is
57