Begeven wij ons thans naar het perceel No. 19, waarin
de hier zoo passende minutieus gehouwen gevelsteen,
met de inscriptie uit Mattheus 2 15 „Vit Egypten liebbe
ik mijnen soon geroepen'. In een heuvelachtige, lande
lijke omgeving te midden van welig geboomte, het huisje,
pas verlaten op den achtergrond, gaat Jozef voorop, een
geweldige zaag over den schouder hij was immers
timmerman den ezel, waarop moeder en kind, aan den
teugel leidendzoo vangt de groep wederom haar moei-
zamen tocht aan. Dit mooie stuk beeldhouwwerk is waar
schijnlijk afkomstig uit het atelier van den grooten
beeldhouwer Hendrick de Keyser.14) Hoog verheven
in den top op No. 27 staat, gekroond, de H. Maagd
met het kind waaronder „S. Maria" en in het deurkalf
vinden wij haar attribuut terug, den ivoren toren.
Johannes den Evangelist, herkenbaar aan zijn attribuut,
een arend vele bijbelsche personen en de R.K. heiligen
zijn zonder bijschrift aan hun attributen te herkennen
zien we op No. 23, in welk huis op twee zandsteenen
linten te lezen valt Anno 1660. De hof telt nog meer
gevelsteenenop No. 11 den H. Willibrord, No. 24 de
39
Gelaten dragen boomen herfst'ge tooi,
Alleen van matte blaad'ren 't krachtloos zijgen,
Een doode stilte weegt op ieder ding
en vochte geur van ras verdorde twijgen.
Aan alle vensters pronk van blank gordijn,
Het afgewend gelaat der toegeloken ruiten,
Uit scheem'rig kerkportaal, in zwarte plooienkleed
treedt vol bedachtzaamheid een nonnetje naar buiten.
In elke woonstee kwijnt verbruikt bestaan,
Voor leven's liefdelust blijft staag de poort gesloten,
Nooit krijt van wiegekind het eerste teer geschrei,
Noch wordt uit jongen mond een juichen uitgestooten.
In 't midden van den hof rijst 't beeld van 's Menschen Zoon.
't Vermag gansch stemmeloos dit zoet geheim t'ontvouwen:
Geheiligd zij der zilvren harenkroon,
'k Zal U in 't uiterst uur een Huis van Stilte bouwen.