jaar later weten we althans in deze steeg een hammen-
winkel gevestigd.
Om tot de schoenmakers terug te keeren, wier gilde-
patroon St. Crispijn we in de Laurierstraat 165 zagen,
op de Lijnbaansgracht 333 en 334 waren er ongetwijfeld
ook gevestigd. In die aardige huisjes van 1665, van een
soort dat een Amsterdammer alleen buiten zijn sta3
aandachtig bekijkt, staan de kostelijke gevelsteentjes
T Mannetje in de laers" en „In de gekroond Keysers-
laers". Daarachter in de N. Looiersstraat 40, op een
grooten steen „Inde Niwe Loeyerey", eveneens van
1665, zijn twee mannen aan het werk, want sinds Amster
dams vergrooting van 1658 waren hier de leerlooierij en.
Het kuipersambacht, dat hier eveneens van oudsher
bloeide, houdt in aardige gevelemblemen de herinnering
hieraan levendig. In de Kuiperssteeg prijken op No. 3
twee gevelsteenen met kuipers aan den arbeid, op heral
dische wijze naar elkaar geplaatst. In 1740 was hier
een kuiperij gevestigd. Doch de steentjes zijn ouder. Een
ander exemplaar staat op den O.Z. Achterburgwal hoek
Rusland, Anno 1673, en in de frontons op de Oude
Waal 30 en in de Tuinstraat 61. Op het Singel 75 zien
we een steen van 1723 met een hand waarin een kuipers
dissel en ander gereedschap, waarboven een kroon.
Een aardig steentje met kuipersgereedschap, uit de
St. Nicolaasstraat 55, staat in de St. Luciënsteeg.
Tonnen en vaten als gevelemblemen kunnen we niet alle
afzonderlijk noemen. Vermeld zij de gevelsteen met
,,'tByernzeTossaneOxhoofd" (okshoofd is een inhouds
maat), van 1689, een groot wijnvat, op den O.Z. Achter
burgwal 61, en die met het beroemde „Heydelberchs
Vadt", afkomstig van een in de 17e eeuw reeds bekende
herberg op het Rokin 90 welke voor kort geplaatst werd
in de Kolksteeg 12.
Smeden bij hun aambeeld vinden we in den top Groote
Bickersstraat 49 en Warmoesstraat 47. Op gevelsteenen
in de Tuinstraat 18 en Koningsstraat 36. De laatste, een
87