hebben. In ons land is het Begijnhof te Breda, dat omstreeks het jaar 1240 door de gemalin van den toenmaligen Heer van Breda werd gesticht, nog als zoodanig aanwezig, hoe wel het niet meer op de oorspronkelijke plaats staat. En „last not least", vestig ik de aandacht op het fraaie Am- sterdamsche Begijnhof, dat vóór het midden der 14de eeuw reeds bestond. In bijna alle groote steden van ons vaderland zijn Begijn hoven opgericht, maar de meeste zijn met de Hervorming verdwenen. Zij zijn ongetwijfeld de voorbeelden geweest voor zoovele hofjes, die ook grootendeels in eenzelfden vorm van beslotenheid zijn aangelegd. Nu zien wij, hoewel in mindere mate, bij de hofjes een analogen ontwikkelings gang als bij de begijnhoven. Ook de hofjes komen voor het eerst in ons land voor, maar, in tegenstelling met de be gijnhoven, komen zij ook nagenoeg uitsluitend in ons land voor. Zij verspreidden zich slechts schroomvallig naar het buitenland en het is vrijwel uitsluitend in steden, welke op een of andere wijze in directe betrekking met de Neder landen stonden, dat de aanwezigheid van een hofje kan worden geconstateerd. Met recht kan dan ook gezegd worden, dat Nederland het land der hofjes is; ja zelfs zou men, zonder van chauvi nisme te worden beticht, kunnen zeggen, dat Holland op dien naam aanspraak kan maken, want, met uitzondering van een paar groote steden buiten dit gewest, voornamelijk Groningen en Utrecht, zijn de meeste hofjes in de tegen woordige provincies Noord- en Zuid-Holland te vinden. En zeker worden er buiten Holland geen steden aangetrof fen, die kunnen bogen op het bezit van een zóó groot aantal dezer instellingen, gelijk Haarlem, Leiden, Amsterdam of Alkmaar. Het is opmerkelijk, dat de meeste hofjes, die thans nog in wezen zijn, na de Hervorming tot stand zijn gekomen. Dit is daarom te opmerkelijker, omdat de Calvinist met het in het leven roepen van zulk een stichting niet, gelijk zijn 10

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 8