viel, heeft lange jaren het „Gebruikt jolijt, zoolang gij zijt, in Uwe jonge jaren" weerklonken. Maar ook dat lied is thans verstomd en grootere stilte dan weleer in de dagen van Plantijn en van het Heilige Geest Hofje waart op deze historische plek rond. In 1712 werd het hofje aan de Breestraat in gebruik ge nomen en in 1850 verhuisde het naar de Douzastraat. De voorgevel ging niet mee, maar werd toen opgesteld in den tuin van de Afdeeling Bouwkunde van de Technische Hoo- geschool te Delft, waar hij als voorbeeld van renaissance- bouwkunst moet dienst doen. Het ware te wenschen, dat er een mogelijkheid gevonden wordt, om dezen gevel weder in Leiden aan te brengen, liefst aan het hofje zelf, dat na 1850 nogmaals van gedaante verwisselde. In de jaren 1920 en 1926 werd het namelijk gesloopt en sindsdien is het een der meest geriefelijke hofjes geworden, „van alle moderne ge makken voorzien", dat op den hoek van de Douzastraat en het Rapenburg den voorbijganger dadelijk opvalt. Nu we in de Douzastraat zijn aangeland, kunnen we daar een hofje bezoeken, dat oorspronkelijk als een soort fami- lie-asyl bedoeld is. Tenminste, zoo doet het opschrift boven den ingang van het Samuel de Zee's Hofje vermoeden, dat in kreupelrijm vertelt: „Geeft God alleen de eer. Voor goede, dog niet rijke neven en nigten deed Samuel de Zee dat bij zijn leven stigten, 1723". Het woord van den profeet „Beschickt Uw huys, want Gij zult sterven" had Samuel de Zee er in 1724 toe gebracht om ten overstaan van notaris Swanenburgh een testament op te maken, waarbij hij, behalve de aanwijzing van eenige studiebeurzen, een complex van 10 woningen, dat hij nog bij zijn leven (in 1723) aan de Koepoortsgracht, de tegen woordige Douzastraat, had doen bouwen, voor een hofje bestemde. Hij wees in zijn testament met name aan, wie 68

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 80