gebruikt werd (want de eenige regent is Leidens burgemees
ter) werd in bruikleen gegeven aan de Vereeniging „Oud
Leiden", om als vergaderzaal van het bestuur te dienen.
Voorwaar een origineele en nuttige bestemming in een his
torisch milieu
Van Brouckhovens echtgenoote, de reeds genoemde Em-
merentia Banning, wenschte zich ook niet onbetuigd te
laten. Het was te harer kennis gekomen, dat, indien in het
reeds genoemde Sionshofje opgenomen vrouwen weduwe
waren geworden, zij dadelijk na het overlijden van haar
man de inrichting moesten verlaten. Emmerentia had „sich
daer over met compassie bevonden bewogen", omdat naar
haar oordeel, de arme vrouwen daardoor „met eenen dob
belen slach werden geslagen". Want niet alleen misten zij
op zulk een droevig oogenblik haar man, maar ook haar
onderdak en eventueel eenige inkomsten. Zij liet nu in de
Schoolsteeg een hofje voor vier weduwen bouwen. Het be
sluit hiertoe viel in 1641 (toen zij zelf ook weduwe was
geworden) en aangezien de vier huisjes gebouwd waren
op het terrein van het Sions Hofje, vermeldt het gedicht
boven den ingang aan de Schoolsteeg in de laatste regels
de daad van de liefdadige Emmerentia.
Een hofje, dat in zijn oorspronkelijken staat niet meer is
terug te vinden, is het Heilige Geesthofje. Dit complex
van oorspronkelijk „zeven kameren" meest voor Roomsch-
gezinden, was gesticht door Cornelis Sprongh, heer van
Hoogmade, uit welke grondheerlijkheid de inkomsten van
het hofje zouden worden geput. Cornelis Sprongh had in
zijn testament, eigenhandig geschreven op 9 December 1690,
bepaald, dat zijn huis aan de Breestraat, „daer de Heilige
Geest boven in de gevel staet", naast het groote huis, waarin
hij zelf woonde, na zijn overlijden zou worden ingericht
tot bewoning van zeven oude vrouwen. In deze behuizing
had eertijds de Antwerpsche drukker Christoffel Plantijn
gewoond.
Het hofje stond op de plaats waar tegenwoordig de studen
tensociëteit Minerva verrijst. Waar eens de rustige en in
getogen sfeer van een hofje voor oude lieden te bekennen
67