gijnhof, minder bekend als het klooster van St. Anna of
van St. Magdalena. Omstreeks 1572 werd dit klooster door
de Staatschen in bezit genomen en Diederik van Sonoy,
's Prinsen luitenant voor het Noorderkwartier, nam er zijn
intrek.
In 1591 werd het Hof verkocht aan Willem Bardes, bur
gemeester van Amsterdam, maar in dezen koop was een
stuk niet begrepen en daarop is later het Provenhuis van
Nordingen gebouwd. Dit is als volgt in zijn werk gegaan.
Het niet in den koop begrepen gedeelte van het Hof van
Sonoy werd aan een Roomsch-Katholieken pater verkocht.
Maar aangezien deze geestelijken in de jaren, waarin de
transactie plaats vond, geen vast goed mochten koopen,
geschiedde zij op naam van zekeren Joan van Nordingen,
een ingezetene van Alkmaar. Intusschen, onze pater was
niet fortuinlijk met zijn aankoop, want in 1645 werd hij
om allerlei redenen uit het huis gezet en de zoon van Joan
van Nordingen, aan wien het huis in 1655 wettelijk was
vererfd, bestemde het daarna bij testament tot een proven
huis voor ten hoogste acht proveniers. In verband met dit
getal staat de stichting ook wel bekend onder den naam:
het Huis van Achten.
Tot uitvoering van het testament van Van Nordingen jr.,
die in 1656 overleed, werd in dat jaar het tot hofje be
stemde gedeelte van het voormalig Hof van Sonoy ver
bouwd. Een aantal jaren woonden er de proveniers, maar
in het rampjaar 1672 hadden de landerijen, waarvan het
hofje de inkomsten trok en die bij Muiden en Naarden
gelegen waren, door de inundatiën zwaar geleden, waar
door de stichting, mede tengevolge van de noodzakelijke
kosten van herstel der dijken, in ernstig geldgebrek ge
raakte. Eenigen tijd sleepte zij haar bestaan nog moeizaam
voort, maar in 1685 moesten de regenten tot den pijnlijken
maatregel overgaan de stichting te sluiten. Het gebouw
werd toen tijdelijk verhuurd aan een „Fransche maitresse",
die er een school hield. In 1732 werd het hofje weer op
bescheiden schaal heropend, maar in 1810 moest het, dit
maal als gevolg van de tiërceering, ten tweeden male zijn
50