De regentenkamer, die zich in het voorgebouw op de eer
ste verdieping bevindt, duidt er eveneens op, dat we met
een voornaam hofje te doen hebben (afb. 3). Boven een
als marmer geschilderden eikenhouten schoorsteen is een
portret van de stichteres aangebracht; dan hangt er nog
een geschilderd wapenbord, waarop het volgende is te
lezen: ,;Mr. Zacharias Beresteyn van Hofdijck, Heere van
Middelharnis, Oostmoer etc., onlancx Gecommitteerde
Raad van Hollant, nu Borgemr. van Delft, getrout met
Vrouwe Agneta Deutz, anno 1677".
Het hofje heeft eenige bekendheid om zijn fraai antiek
zilverwerk, te weten kandelaars, een gedreven schotel met
kan, een specerijdoos, een zilveren plaquette met inscriptie
ter herinnering aan Agneta Deutz en meer fraaie voor
werpen. Behalve het portret van de stichteres, dat van
J. Weenix is, hangen er nog verscheidene andere familie
portretten, waaronder geschilderd door Aert Pietersz.,
Van Miereveld, Van Ravesteyn, Vaillant e.a.
Haarlem heeft in ons land den naam van de stad der
hofjes bij uitnemendheid te zijn. En met recht. Weliswaar
mag Leiden op een grooter aantal bogen dan de Spaarne-
stad, maar daarom heeft Haarlem zoo den naam van
hofjesstad, omdat het een groote verscheidenheid van
deze instellingen bezit, van den eenvoudigsten vorm, van
kleine, achteloos om een binnenplaats gebouwde huisjes,
zooals het Bakenesserhofje, tot den meest verfijnden en
geacheveerden vorm, zooals het Teylershofje of het Hofje
van Staats.
Craandijk, de schrijver van het geïllustreerde werk „De
Haarlemsche Hofjes", dat in 1904 verscheen, somt, wel
geteld, 25 hofjes op. Van deze zijn er in de afgeloopen
40 jaren eenige verdwenen; andere zijn verbouwd en ge
moderniseerd en bovendien is Craandijk in zooverre uit
voeriger, dan de opzet van dit werkje beoogt te zijn, omdat
hij ook spreekt over in zijn tijd reeds verdwenen inrich
tingen. Ik zal een keuze moeten doen en mij bepalen tot
34