Boven de Oostelijke woningen bevindt zich een kapel, die
enkele schilderstukken van religieuzen aard en wat kerk-
zilver bevat.
De Jordaan heeft nog een Roomsch-Katholiek hofje, dat
zeker de vermelding waard is. Het is het Hofje der Zeven
Keurvorsten. Boven den ingang aan de Tuinstraat vermeldt
een steen, dat het door Pronk gesticht is, door Geelhand
uitgebreid en voor een tweede maal door Canters herbouwd
is, toen het in een zeer slechten staat was geraakt. Als stich
ter wordt aangemerkt Cornelis Maartensz. Pronk, die ge
huwd was met Anna Spiegels. De stichting zal wel, naar
de namen der stichters te oordeelen, op het begin der 17de
eeuw gesteld moeten worden. Het hofje bestond toen uit
zeven huisjes. In dat getal zal de verklaring van den naam
gezocht moeten worden. Een der tegenwoordige regenten,
Mr A. M. Blaisse te Amsterdam, gaf hierover een uitleg
ging, die mij zeer aannemelijk voorkomt. Naar zijn meening
zou de naam ontstaan zijn in de 17de eeuw door den Jor-
daanschen volksmond, die, met het levend begrip der Zeven
Keurvorsten voor oogen, de zeven huisjes meesmuilend zal
hebben aangeduid als „die lijken wel geschikt voor de ze
ven keurvorsten", welke benaming de „vox populi" ver
volgens heeft geaccepteerd.
In het begin der 18de eeuw werd bij de bestaande zeven
huisjes nog een gelijk aantal gebouwd door of ter nage
dachtenis aan Pieter Geelhand, man van Alida Catharina
Both. Deze Pieter Geelhand was zeepzieder en uit Antwer
pen afkomstig; hij was de oprichter van de thans nog te
Amsterdam bestaande zeepziederij „De Vergulde Hand"
(Geelhand). Aan de Westzijde van de binnenplaats verrijst
een in 1862 gebouwde kapel, gewijd aan Sinte Barbara, die
architectonisch niet belangrijk is; eens in de veertien dagen
wordt er door den pastoor van de R.K. kerk in de Haarlem
merstraat de dienst verricht. Een oudere kapel is thans
regentenkamer; dit vertrek bevat enkele portretten waar
onder de beeltenissen van Pieter Geelhand en zijn vrouw
Alida Both, door Dirk Santvoort. Maar het belangrijkste,
waardoor dit hofje bij de geheele kunsthistorische wereld
23