aanzienlijke burgers, die „besjesvaders" worden genoemd. Belangrijker, hoewel van jongeren datum, is het Feithen- hof, gesticht door Maria Catharina Feith, weduwe van den burgemeester Gerrit Witten, welke telg uit een oud-El- burgsch geslacht in het jaar 1733 haar testament maakte, tengevolge van welke rechtshandeling dit hofje na haar overlijden in 1740 tot stand kwam. Het biedt plaats voor 12 oude mannen en evenzooveel oude vrouwen, die, hoewel in eigen huisjes wonend, gemeenschappelijk den maaltijd gebruiken. Uitwendig is het hofje niet zeer opmerkelijk; inwendig, in de regentenkamer, toont men u een geschil derd portret van de stichteres en een aantal gesneden wa pens van leden der familie Feith. Wie zou meenen, dat Groningen, zoo ver van Holland ge legen, buiten de invloedssfeer van dit gewest zou staan wat betreft de hofjes, vergist zich. Het tegendeel is eerder waar. Deze stad toch, die op architectonisch gebied zoo velerlei verrassingen biedt men leze er „De Historische Schoonheid van Groningen" van Mej. Dr Neurdenburg maar eens op na mag ook bogen op het bezit van een tamelijk groot aantal hofjes, die bovendien zeer fraai zijn en soms een vorm, afwijkend van het normale type, ver- toonen. De hofjes in Groningen heeten gasthuizen. Reeds eerder is een verklaring gegeven van de oorspronkelijke beteekenis van het begrip gasthuis: niet uitsluitend een ziekenhuis, maar een toevluchtsoord voor arme lieden bovendien. Uit dergelijke gasthuizen zijn in Groningen enkele hofjes voortgekomen, maar andere stichtingen, welke van den oorsprong af hofjes zijn geweest, worden ook met den naam „gasthuis" betiteld, die nu eenmaal in Groningen burger recht heeft verkregen. "Verder moet worden opgemerkt, dat sommige dezer gast huizen het midden houden tusschen gestichten voor oude lieden en hofjes in den waren zin van het woord. Er zijn nl. stichtingen, waar de bewoners gemeenschappelijk in 91

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 113