mede de twaalf apostelen, terwijl hij het geheel, als her
innering aan zijn reeds genoemden tocht, als Sion betitelde.
Het is met deze stichting in den loop der eeuwen niet altijd
even florissant gegaan. Oorspronkelijk werden er nog wel
eens legaten vermaakt of schenkingen gedaan aan de Sions-
kameren, maar later schijnt deze vrijgevigheid minder te
zijn geworden. Dit is een verschijnsel, dat niet ongewoon
is: zoolang de regenten eener stichting voortkomen uit het
geslacht van den stichter, is de belangstelling voor het
familiehofje groot en uit die zich in giften en legaten;
anders wordt dit, wanneer een of andere instelling met het
beheer over zulk een hofje wordt belast. Zoo ging het ook
met de Sionskamerendoordat geen familieleden in het
bestuur werden opgenomen, die hun belangstelling in klin
kende munt plegen te uiten, waren de geldmiddelen, waar
schijnlijk ook nog door andere oorzaken, geleidelijk aan
zoo afgenomen, dat het Bartholomeus' Gasthuis, waaraan
bij de stichting het beheer van het hofje was opgedragen,
zich tenslotte gedwongen zag de gelden der stichting in zijn
eigen administratie op te nemen, en van dat oogenblik af
werden de Sionskameren, als behoorende aan het gasthuis,
beheerd. Voor de Sionskameren is deze vereeniging geluk
kig geweest, want het was daardoor mogelijk de huis
jes in goeden staat te brengen en te houden. Het hofje be
staat uit twee rijen huizen, door een niet te breede binnen
plaats van elkaar gescheiden; de woningen zijn in het bezit
van vensters met kruiskozijnen en luiken; veel planten en
bloemen geven er de zoo bekende hofjes-sfeer aan.
Op den hoek van de Nieuwe Gracht en de Agnietenstraat
verrijst het Hofje van Pallaes. Toen in 1651 de vroedschap
van Utrecht besloot tot het aanleggen van een straat, welke
de bestaande Agnietenstraat met de Nieuwe Gracht zou
verbinden, werd aan de Noordzijde van den nieuwen ver
bindingsweg een hofje van 12 Godskameren gebouwd;
stichteres was Maria van Pallaes, weduwe van Meester
Hendrik van Schroyenstein.
In de Nieuwe Agnietenstraat staan de meeste huisjes van
het hofje; op den hoek verheft zich het hoofdgebouw (afb.
86