HOOFDSTUK IV
HOFJES BUITEN HOLLAND
Een rechtgeaard Utrechtenaar zal, als hij het over de
hofjes van de stad zijner inwoning heeft, spreken over
„kameren", een woord, dat afgeleid is van Godskameren.
Niet alleen door deze benaming vertoonen de Utrechtsche
hofjes verschil met de Hollandsche; ook uiterlijk wijken
zij van het daar meest gangbare type af. In de bisschops
stad toch zijn de meeste hofjes gebouwd langs de straat en
bovendien missen de meeste de tuinen of binnenplaatsen,
die juist de hofjes in Haarlem, Leiden en elders zoo aan
trekkelijk maken. Ook uit een ander oogpunt, dat overigens
met het architectonisch meer of minder belangrijke uiter
lijk niets te maken heeft, nemen de Utrechtsche kameren
een afzonderlijke plaats in. In deze stad nl. wordt op uit
gebreide schaal gewerkt met het begrip „vrijwoningen".
Het komt veel voor, dat in éénzelfde hofje verschillende
kerkelijke gezindten het recht hebben tot begeving van een
of meer dezer vrijwoningen, hetgeen soms tot ingewikkelde
toestanden aanleiding geeft. Voorts zijn vele der Utrecht
sche stichtingen, meer dan in eenige plaats in Nederland,
onder beheer gekomen van het gemeentebestuur, de kerk
voogdijen of armbesturen der onderscheidene gezindten,
of zelfs onder het bestuur van een ziekenhuis.
Een der oudste, zoo niet het oudste der thans nog be
staande hofjes is de als Sionskameren bekend staande stich
ting aan de Nieuwe Gracht, in het leven geroepen doorClaes
Govertsz. in de eerste helft der 15de eeuw. De stichter, een
schoenmaker, had een pelgrimstocht naar het Heilige Land
ondernomen en aangezien hij blijkbaar met aardsche goede
ren gezegend was, en ook na zijn terugkeer uit Palestina in
goede werken wenschte uit te blinken, bestemde hij 15 vrije
woningen, gelegen in den tuin van zijn huis aan de Nieuwe
Gracht, voor een stichting. Elk der 15 huisjes kreeg een
naam, te weten die van de Drie-eenheid, Jezus, Maria als-
85