senisme een scheiding bij de Hilversumsche Katho
lieken teweeg, van wie ongeveer de helft de Janse
nistische leerstellingen aanvaardde. De Jansenisten
wisten het kerkhuis te behouden, terwijl de Room-
schen een ander onderkomen moesten zoeken. Vele
jaren heeft het geduurd voor de Roomschen ver
gunning konden krijgen om een eigen pastoor te
hebben en een kerkhuis te bouwen. Eerst in 1784
werd de toestemming verleend. Het kerkhuis dat
uitwendig geen kerkelijk karakter mocht dragen,
werd gebouwd op het zuideinde van de Groest, ter
plaatse waar nu de Sint-Vituskerk staat. Tegen het
midden van de 19de eeuw was het kerkhuis te klein
geworden voor de steeds groeiende parochie. Het
gebouw werd toen vergroot met een dwarsschip en
koor en verkreeg meer het uiterlijk van een kerk,
vooral ook door den aanbouw van een toren aan den
westgevel. De inzegening van de verbouwde kerk
vond plaats op 17 October 1861. Gegoede Katholieke
ingezetenen schonken vele kunstschatten ter opluis
tering van het interieur. Maar, gelijk dat herhaalde
malen in de Gooische dorpen beleefd was, ook
de vergroote kerk bleek weldra te klein. Toen werd
het plan uitgewerkt voor den bouw van een geheel
nieuwe en groote kerk volgens ontwerp van Dr. P.
J. H. Cuypers. Daar deze nieuwe kerk in de plaats
zou komen van het oude gebouw, moest dit dus wor
den afgebroken. Tijdelijk werd daarom in de nabij
heid een hulpkerk gezet. In 1891 kon met den bouw
van de nieuwe kerk een aanvang worden gemaakt.
Op 12 Mei van dat jaar geschiedde op plechtige
wijze de eerste steenlegging. Hoewel het aanvan
kelijk niet in de bedoeling lag, wegens te hooge kos
ten, een toren te doen bouwen, is deze er toch geko-
78