blauwe omslagen, een korte broek van dezelfde
stof, grijze kousen en schoenen met smalle zilveren
of ijzeren gespen.
Het Zondagsgewaad der vrouwen bestond uit een
muts met zilveren oorijzer, voorzien van gouden
knopjes en naalden, en een witten halsdoek over
een jak van bruine gewerkte stof. Verder droegen
zij een blauwen uitloopenden rok met grauw-paars
boezelaar, blauwe kousen en lage schoenen met zil
veren gespen. Inplaats van een muts droegen de
vrouwen ook dikwijls een soort grooten luifelhoed
van stroo met zijden of katoenen voering en voor
zien van breede zijden linten.
De vrouwendracht door de week verschilde van die
des Zondags voornamelijk in de stoffen.
De kinderen gingen ongeveer hetzelfde gekleed als
de ouderen De meisjes droegen echter uitsluitend
mutsen en de jongens petten.
58
Huizer vrouwendracht van tegenwoordig.