voorschijn werden gebracht, vond in Augustus 1938 vanwege het Rijks-museum van Oudheden te Leiden een opgraving plaats. Als belangrijkste re sultaat van deze opgraving kan genoemd worden, dat het grondvlak van een groot plaggenhuis werd blootgelegd. Dit grondvlak, dat gelegen was op een verhevenheid in het terrein, geleek min of meer op een rechthoek, met een lengte van ongeveer 30 M. en een breedte van 6 M. De richting van de lange zijden was N.O.-Z.W. Het huis moeten wij ons voorstellen met lage, uit heideplaggen opgebouwde wanden, die door palen gesteund werden en afge dekt met een tamelijk hoog dak van riet of stroo. Zoowel de steunpalen van de wanden, als dikkere palen om het dak te schragen werden als donker grijze ronde plekken teruggevonden. Een ingang is geweest in den Z.-O. langen wand vlak bij den oostelijken hoek. Vlak achter den ingang toonde een plek houtskool aan dat hier de vuurhaard geweest was. Zeer waarschijnlijk is het huis een boerenwo ning geweest en dan van het Saksische type, te ver gelijken met het Twentsche „los hoes". Een verder onderzoek bracht aan het licht, dat naast het groote huis een gebouwtje heeft gestaan, eveneens met plaggenwanden, dat te oordeelen naar de grondspo ren vermoedelijk een wagenschuur is geweest. Een in de nabijheid aanwezige komvormige kuil bleek na uitgraving de overblijfselen te bevatten van een bij het plaggenhuis behoorenden waterput, die bo venaan trechtervormig moet zijn geweest. De put- wand was samengesteld uit veldkeien, die in groote hoeveelheid werden gevonden. In den naasten omtrek zijn meer verhevenheden in het terrein te zien, soortgelijk aan die waar de sporen 22

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 25