prijkt. Op den eenen steen staat een schip afgebeeld met daaronder het opschrift IN D. LONS VAERDER. De tweede steen draagt alleen het jaartal 1673, terwijl op den derden steen een man is voorgesteld die een handwerk uitoefent, dat wij niet goed kunnen thuisbrengen. Wij meenen dat het de voorstelling is van een man aan het kousen wasschen. Deze voorstelling zou dan doelen op een onderdeel van het bedrijf dat sinds de 17 de eeuw een hoofd middel van bestaan der 's Gravelandsche burger bevolking uitmaakt, namelijk de wasscherij. Oud tijds werd vooral in Haarlem en omstreken het vuile linnengoed uit Amsterdam gewasschen en gebleekt. Maar toen in 's Graveland de wasscherijen en blee- kerijen opkwamen, die ook voornamelijk vuil waschgoed uit Amsterdam te behandelen kregen, begon Haarlem deze concurrentie geducht te voe len. Het waschbedrijf was vroeger een vermoeiend werk, want met een zwaar houtblok moest langen tijd achtereen in een groote kuip met waschgoed gestampt worden. Dit stampen gebeurde daarom meestal door mannen. Na het wasschen werd het linnengoed buiten op grasveldjes gelegd om ge bleekt te worden. Met lange scheplepels sprenkelde men af en toe wat water uit sloot of vaart over de kleedingstukken. Wanneer het zonnig weer was, werd het waschgoed buiten op lijnen te drogen ge hangen, maar bij regenachtig weer bracht men het goed in droogschuren. Tegen het einde van de 18de eeuw telde 's Graveland 25 linnenbleekerijen. Enkele malen is het waschbedrijf oorzaak geweest van een cholera-epidemie in 's Graveland. Dit is als volgt te verklaren. Het water dat voor het was- 98

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 119