Cornelis van Davelaer, Heer van Petthem enz., Anthony Oetgens van Waveren, Oud-burgemees ter van Amsterdam, Reynier Pauw, Raadsheer in den Hoogen Raad van Holland en Benedictus Schaeck, Heer van Ankeveen. Al spoedig werden de landgoederen aangelegd en verrezen de fraaie en statige huizen die als zomer verblijf voor de Amsterdamsche patriciërs moesten dienen. Behalve dienstpersoneel dat ter verzorging van de buitenverblijven noodig was, kwamen zich ambachtslieden en neringdoenden vestigen, die de burgerbevolking van het nieuwe dorp gingen uit maken. De 's Gravelanders verkregen niet de rech ten der Erfgooiers. Om een goede verbinding met Amsterdam te heb ben, was in 1641 de 's Gravelandsche vaart gereed gekomen. Deze vormt zoowel de westgrens van 's Graveland als een gedeelte van die van het Gooi. Op verzoek van de Hoofdingelanden werd door de Staten op 20 Maart 1636 de rechtspraak geregeld en aan den Baljuw van Gooiland opgedragen een schout en vijf schepenen aan te stellen. De Hoofd ingelanden benoemden in 1644 den eersten schip per om een veer- en trekschuitdienst van 's Grave land op Amsterdam te onderhouden. In 1649 werd een jaarlijksche paardenmarkt ingesteld. De aanleg van het dorp is merkwaardig. Als een echt polderdorp is het langgerekt en bestaat feitelijk uit één rechten weg die evenwijdig aan de 's Gra velandsche vaart loopt. Oostelijk van dien weg lig gen dan, afgewisseld door enkele boerenhofsteden, de uitgestrekte landgoederen, die door slooten van elkaar gescheiden zijn. Die slooten komen uit op de vaart, zoodat ze den weg langs de vaart doorsnij- 92

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 109