Tot 1882 heeft men toen nog gewerkt aan de vol
tooiing van de haven.
Hoewel door de weverijen Hilversum sinds het
einde van de 17de eeuw al een industrie-dorp was,
heeft Hilversum tot 1874 zijn landelijk karakter
weten te behouden. Tot ver in de 19de eeuw was
in Hilversum het weven hoofdzakelijk handwerk.
Bij de fabrikeurs aan huis werd vroeger meestal het
bedrijf uitgeoefend. Bij uitbreiding van het bedrijf
kwam naast of achter het fabrikeurshuis een aparte
werkplaats. Een „echte" fabriek kreeg het dorp pas
in 1869, toen aan de Hondenbrug de „Hilversum-
sche Stoomspinnerij en Weverij" werd gevestigd.
Hoe landelijk het dorp een goede honderd jaar ge
leden was, kunnen we lezen in een beschrijving die
J. B. Christemeyer in 1836 omtrent het landelijk
schoon van Hilversum gaf. Onder meer schrijft
Christemeyer: „Vooral heeft de zoogenaamde Kerk
brink, met zijn lommerrijke boomen en fraaije woon
huizen, vrij riante gezigtspunten; zoo heeft men een
aardig verschiet, als men, vóór de pastorij of pre
dikantswoning staande, onder de boomen door, die
groepsgewijze aan de overzijde van den straatweg
staan, naar den kant van Laren ziet; dit vergezigt
is het schoonste in den bloeitijd van het koren en
als de boekweit te veld staat."
Die pastorie bestaat nog, het is een statig gebouw,
dateerend van omstreeks 1768 en dient nu als bij
kantoor van de Ned. Handelmaatschappij. Indien
wij heden ten dage op dezelfde plaats zouden gaan
staan als Christemeyer aangeeft, dan zouden wij,
wel verre van een landelijk uitzicht te genieten, ons
wanen in het centrum van een groote stad. Wat
kan men trouwens anders verwachten in een
84