oogde doel volstrekt niet deugen. Wat zij gebrui
ken, is een slot, of heeft er den vorm van, maar zij
ondervinden vroeg of laat ook de gevolgen.
Ook komt het voor, dat de goede fabrikant ver
antwoordelijk wordt gesteld voor hetgeen hem niet
raakt. De slotenmaker kan alleen instaan voor het
slot zelf; dat het veilig is tegen opensteken, dat
het alleen zal werken met den bijbehoorenden
sleutel, doch hij kan niet aansprakelijk worden ge
steld voor de sterkte van de deur, waarop het slot
is aangebracht. Dat is de zwakke schakel, want
menige deur is niet waard, dat er een behoorlijk
slot op wordt geplaatst. Herhaaldelijk komt het
bij inbraken voor, dat het slot geheel intact wordt
gevonden met nog uitgeschoven schoten, doch dat
de deur of het kozijn het hebben begeven.
Thans dus iets naders over de moderne sloten. De
verbetering is van Engeland uitgegaan. In het mid
den van de 18de eeuw had Engeland reeds een
belangrijke slotenindustrie, waarbij alles werd ge
daan, om de veiligheid op te voeren. Sedert dien
zijn daar en elders duizenden patenten op de ver
betering van sloten en sleutels genomen, waarvan
vele al weer verouderd zijn.
Een vijftal uitvinders mogen hier genoemd wor
den, n.1. Barron, Bramah, Hobbs, Chubb en Cot-
terill, daar deze door hun uitvindingen er veel toe
hebben bijgedragen tot veiliger constructies te
komen.
63