zijn vak uitoefende. In verschillende landen was hij werkzaam en maakte de prachtigste sloten voor koning Lodewijk XIV van Frankrijk, die de smeedkunst zoozeer beschermde. In 1677 keerde hij naar Duitschland terug en vele van zijn werk stukken vindt men nog in het Kunstmuseum in Dresden. De gewone huis- en kastsleutels uit dezen tijd zijn vrij eenvoudig en gelijken wel op de nu gebrui kelijke. De vorm van de oogen laat vaak een vrij nauwkeurige dateering toe. Oogen uit twee dui delijk gescheiden deelen, soms in diervorm, en sierlijk naar elkaar toegebogen, verraden soms den renaissancestijl. Ook het spits toeloopen boven de aanhechting van den steel en het beloop van den bovenkant van het oog en het profiel van den steel kunnen aanwijzing geven. De pronkstukken uit den bloeitijd van de Gothiek worden zelden ge ëvenaard. Toch zijn er mooie kamerheersleutels met monogrammen of wapens, of met mooie rococo krullen te vinden. Afb. 14, 15. Langzamerhand gaat het beoefenen van het kunst smeedwerk blijkbaar achteruit. In ons land is het in het begin van de 19de eeuw ongeveer verdwe nen. Enkele late voorbeelden van slotenmakers kunst van eigen bodem geven afb. 30 en 31. Ook enkele andere afbeeldingen mogen nog iets verduidelijken omtrent uiterlijk en afwerking van oude sloten. Allerlei constructies van slotwerk 42

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 61