den dan sleutels, terwijl de gevondene veelal ge heel vergaan zijn en de functie soms moeilijk is vast te stellen. Hoe het binnenwerk dus was, is niet met zekerheid te zeggen. Wel is opmerkelijk, dat onder de sleutels al verschillende typen zijn, waar uit men kan opmaken, dat niet alleen het schui- vend-werkende type in gebruik was, doch dat ook reeds sleutels bestonden, die hun functie door draaibeweging uitoefenden. De afwerking van de sleutels en de metalen, waaruit zij gemaakt wer den (meest brons, soms zelfs zilver en goud) wij zen uit, dat er aan de afsluiting door sloten veel waarde werd gehecht. Sommige sleutels hadden een bronzen bovenstuk en een ijzeren onderstuk, waarvan alleen het bronzen gedeelte is bewaard gebleven. Vele hadden een ringvormig oog, om ze aan den gordel te dragen; andere waren uitge voerd om als ring aan den vinger te dragen, om verlies te voorkomen. Deze ringen hadden veelal een vlakken kant, waarin een merk of wapen was gegraveerd, om dienst te doen bij het verzegelen. Justus Lipsius (Joest Lips) 1547—1606, de be kende Antwerpsche geleerde, is een der eersten geweest, die over oude sloten en sleutels schreef en vermeldt in zijn werk over Tacitus deze gecom bineerde sleutel-zegelringen. Sleutels van dit type worden in de vele verzamelingen aangetroffen. De meeste schrijvers zijn het erover eens, dat de origineele conceptie ervan van de Egyptenaren 30

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 43