waaraan als regel een oog was gemaakt, om ze te
kunnen ophangen; aan het andere einde was een
haakvorm, waarmede werd bewerkt, dat een of
ander deel in het slot werd opgelicht, om den
schoot te kunnen doen schuiven. Op dezelfde wijze
als bij de Egyptische sloten was het slot aan de
binnenzijde van de deur aangebracht en werd de
sleutel door het daartoe aangebrachte gat door de
deur gestoken, om het slot te bedienen". Zij wer
den in Griekenland nog gebruikt, lang nadat er
betere sloten bekend waren. Zie afb. 8.
De vorm van de sleutels vertoonde vaak overeen
komst met het menschelijke sleutelbeen, dat daar
aan zijn naam te danken heeft.
Men kende ook wel andere sloten in Griekenland,
wat kan blijken uit de volgende aanhaling uit
Homerus 1000 v. Chr.). In de Odyssee I ver
haalt Homerus, hoe Telemachus, de zoon van
Odysseus, bij nacht naar huis gaat. De jonge vorst
gaat over de donkere binnenplaats van het paleis
naar zijn slaapvertrekken, voorgelicht met een fak
kel door de wachteres Eurykleia, die de deur voor
hem ontsluit. Vers 441 vervolgt dan„Hierna ging
Eurykleia naar buiten en trok aan de zilveren hand
greep zacht de deur dicht en sloot met den trek-
riem den schoot van het slot". Het betreft hier dus
een grendelslot, dat werkt met een koord of riem,
waaraan de juiste slag moet worden gegeven om te
openen en te sluiten.
28