van alle stiften samenvalt met het bovenvlak van schoot B. Aan den sleutel trekkend of duwend kan men dus den schoot heen en weer bewegen. Het linkereinde van B schuift in een vierkant gat in den muur, zóó de afsluiting bewerkend. Neemt men nu, na den schoot in sluitstand te hebben ge bracht, den sleutel uit het slot, dan zullen de sluit- stiften weer in de daarop correspondeerende gaten van schoot B vallen en deze kan niet meer schui ven, daar de gezakte stiften dat beletten. De mogelijke verscheidenheid van sleutels is bij dit type vrij groot. Zij kan verkregen worden door de pennen onderling te verplaatsen en ook kunnen zij langer of korter worden uitgevoerd, zoodat honderden verschillende sluitingen kunnen wor den verkregen. De vorm van deze sloten is ook zeer constant gebleven en de beschouwing van dit slottype voert ons naar de houten sloten, die ook nu nog in Arabië en Marokko worden gebruikt. Het verschil bij deze bestaat slechts hierin, dat daarbij een afzonderlijke schoot en een afzonder lijke sleutel voorkomen, terwijl de afsluiting van den schoot niet door ronde stiften geschiedt, maar door vierkante houten klosjes. Deze worden even eens door den sleutel opgelicht en ingesteld, zoo dat een breeklijn is verkregen en de schoot kan schuiven. Merkwaardig is voorts, dat deze soort sloten ook wordt aangetroffen in Nederlandsch-Indië. Op de 25

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 38