Enkelbaardsleutel. Sleutel met één baard. Espagnolet. De vertikaal bewegende stangen van een slot, waardoor een deur onder en boven wordt vastgezet. Generale hoofdsleutel. De directiesleutel, waar mede alle sloten eener serie worden bediend. Grendel. Blokschoof draaiend of schuivend in beweging gebracht door een vasten of lossen knop. Hangslot. Een los slot, voorzien van een beweeg baren beugel, welke door den sleutel in de slot kast wordt vergrendeld. Huisdeurslot. Ten gebruike aan buitendeuren van woningen, kantoren en gebouwen in 't alge meen. Inlaatslot. Dit wordt aan den binnenkant van den deurstijl ingelaten, zoodanig, dat de slotrug ge lijk valt met het vlak van den stijl. Insteekslot. Slot, waarvan de slotkast opzij in het hout der deur wordt ingestoken. (In tegenstel ling met oplegsloten.) Kistslot. Sloten met klauwsluiting, ten gebruike aan kisten. Klavier gleufDe insnijding in de voorzijde van de klavier, resp. de verbinding van de klavier raampjes (zie onder), waarin de sluitstift bij openen en sluiten kan schuiven. Klavierraampje. De twee of meer vierkante gaten in de klavieren, waarin de sluitstift van den 12

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 19