hoorenden sleutel, dan zullen deze stiften zich zoo instellen, dat de binnencylinder aan zijn rand ge heel vlak is en dus in den buitencylinder kan om draaien. Wordt echter een sleutel gebruikt, die niet in overeenstemming met de stiftlengten is, dan schuiven de stiften in de gaten van den buiten cylinder, of omgekeerd, en dit voorkomt, dat de sleutel kan worden gedraaid. Om te openen of te sluiten, dus om den sleutel te kunnen omdraaien, is het noodig, dat er een breeklijn wordt gevormd tusschen de wrijvingslijn der beide cylindervlakken. De draaiende bewe ging wordt dan door een tong of vaste koppeling overgebracht op den schuivenden schoot van het slot. Bij een slot met 5 sluitstiften is de mogelijke ver scheidenheid reeds zeer groot. Indien men de op eenvolgende insnijdingsdiepten telkens V2 m.M. laat verschillen, verkrijgt men per insnijding 10 74 Fig. 8. Cylinderslot.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 107