ter", zulks in tegenstelling met de wiskundig-intellectua
listische kunst der Renaissance.
Of, om het anders uit te drukken: in de Barok werken
beeldhouwkunst en schilderkunst samen met de architec
tuur om ruimtecomplexen te scheppen van groote rythmi-
sche bewogenheid en beweeglijkheid en wel in verticale
richting. Verticaal, dat wil zeggen, transcendentaal, ten
hemel strevend, zooals in de Gothiek!
De Renaissance heeft in de zuidelijke Nederlanden op het
gebied der kerkelijke bouwkunst heel weinig beteekend.
Geheel anders is het echter met de Barok.
Na de godsdienstoorlogen, die in de 16e eeuw overal en
ook in Maastricht een stilstand veroorzaakten in de kerke
lijke bouwbedrijvigheid, kwam in de 17e eeuw wederom een
groote opbloei. En zoo zijn er in onze Zuid-Nederlandsche
gewesten vele Barokkerken verrezen, die meestal abdij- en
kloosterkerken waren. Want wederom waren het klooster
orden, zij het dan andere, dan die de gothiek hebben in
geleid, welke de kerken van den nieuwen tijd en den nieu
wen stijl deden verrijzen. Thans waren het vooral de Je
zuïeten en, in veel mindere mate, de Augustijnen, die van
hun geestelijke bedrijvigheid ook op bouwkunstig gebied
het levende en levendige bewijs gaven.
Als kenmerken van vele Barokkerken kunnen de volgende
genoemd worden.
Vele zijn langwerpige, basilicale gebouwen en eenbeukig.
Het transept ontbreekt, terwijl het koor daardoor zich vaak
alleen tot de absis beperkt, die bij de kerken der Augustij
nen dieper is dan bij die der Jezuieten. De kerken zijn
meestal overkluisd, terwijl de verschillende soorten bogen
rond zijn. De scheibogen steunen op dorische of ionische
zuilen. De traveeën-indeeling wordt aan de buitenzijde ge
markeerd door contreforten. De typische barokke praal
met al het beeldhouwwerk vertoont zich.vooral aan den
westgevel, die tot een ware pronkgevel wordt, met zijn ver
schillende zuilen, cartouches, festoenen en andere versie
ringen.
Dit alles geldt echter alleen voor de Zuidelijke Nederlan-
77