grondplan, hetgeen misschien op Duitschen invloed wijst,
hoewel de Fransche invloeden, vooral via het Luiksche,
bij de gothiek der Maasgouw en ook bij deze kerk ster
ker zijn.
De beschrijving der kerk kan aldus worden samengevat.
Zij bestaat uit een driebeukig schip van zes traveeën, waar
van de pijlers van blauwe, Maaslandsche zandsteen zacht
contrasteeren met de voor de overige deelen gebruikte
gele mergelsteen. Alleen de voet der kerk is van kolen-
zandsteen, terwijl de later gebouwde O.L. Vrouwekapel
gedeeltelijk van baksteen is.
Het westelijk front bestaat uit een hoogen middenschips
gevel, waartegen de trapsgewijze afgeschuinde sluitwanden
der zijbeuken zijn aangebracht. In den spitsboog van den
middenschipsgevel bevindt zich een medaillon met het
jaartal 1606, dat de restauratie aanduidt. Uit het verschil
van vorm en profileering der middenschipsvensters blijkt,
dat het oostelijk gedeelte der kerk nog uit de 13e eeuw
dagteekent; het westelijk gedeelte, waarvan de vensters met
een slanken spitsboog overdekt zijn, is van eenigen tijd
later. Het koor, dat tot het oudste gedeelte behoort, heeft
rijzige vensters, die over de geheele hoogte doorloopen, in
tegenstelling met het overige gedeelte, dat volgens het
driedeelig stelsel is opgetrokken met een blind triforium.
Dit triforium is een o.a. in de Fransche gothiek typische
venstergalerij, die de functie heeft van tusschengeleding
tusschen de bovenvensters en de beuksgalerijen en die be
doeld is als een aesthetische onderbreking van het doode
muurvlak.
Van de in 1619 aangebrachte gewelfschilderingen zijn zeer
geschonden gedeelten bewaard gebleven, terwijl van de
kloostergebouwen nog een gedeelte van den noordelijken
en een groot gedeelte van den westelijken vleugel over is.
De voorgevel van het voorgebouw van dezen laatsten vleu
gel bevindt zich in gelukkig gerestaureerden toestand aan
de noordzijde der kerk.
Van het tijdens de Fransche overheersching overal ver
spreid geraakte kerkmeubilair zijn o.a. de fraaie biecht-
67