deelte het meest geaccentueerd is en waarbij de indeeling
van de beuken en hare hoogteverhoudingen in de uitwen
dige verdeeling niet tot uitdrukking komt, ligt bij den
westbouw der St. Servaaskerk het hoofdaccent op de mach
tige en hooge flanktorens, terwijl de inwendige verdeeling
van den westbouw ook gedeeltelijk met de midden- en
zijbeuken van de kerk zelf correspondeert. Het uitwendige
komt overeen met dat van sommige Rijnlandsche kerken.
Overigens moet opgemerkt worden, dat de tegenwoordige
smalle en dunne spitsen niet met den vroegeren toestand
overeenstemmen. Zij zijn de minder gelukkige resultaten
der laatste restauratie en hebben de in 1768 gebouwde
barokkoepeltjes vervangen, die met hun eigenaardig „pe-
perbus"-silhouet, blijkens de nog daarvan bestaande afbeel
dingen, wel zeer verschilden van de tegenwoordige schriele
spitsen.
Wanneer men van het St. Servaasklooster onder de bogen
doorwandelt, die den westbouw verbinden met het daar
tegenover gelegen klooster, waar vroeger kapittelhuizen
stonden, komt men via het Keizer Karelplein in de „Lange
gang", die den westarm vormt van de gothische kruis- of
kloostergang.
Met den bouw van deze kruis- of kloostergang, die om een
rechthoekigen pandhof gelegen is, werd omstreeks 1463
begonnen. Het portaal, dat toegang verleent tot de „Lange
gang" heeft een rijke met beelden, pinakels en hogels ver
sierde spitsboogpoort van mergel en Naamsche steen; zij
bevat de beelden van St. Servaas, St. Lambertus en de
twaalf Apostelen (nieuw). De „Lange gang" zelf heeft,
evenals de noordelijke en zuidelijke armen van de kloos
tergang spitsboogvensters, welke gedeeltelijk drie-, gedeel
telijk vierdeelig zijn.
Via genoemde gang de kerk betredend, komt men rechts
aan het inwendige gedeelte van den op een rechthoekig
grondplan opgetrokken westbouw. Deze bestaat inwen
dig - uit een benedenverdieping, of het voormalige west
koor en uit een bovenverdieping, die de Keizerzaal bevat.
De benedenverdieping is verdeeld in een middenhal en
58