zoodoende het buitenaanzicht geheel verbrokkeld. Het con
trast van de beslotenheid van omwalde stad met het open
liggende land rondom is daardoor komen te vervallen en
zoo is de overgang van de stad tot het land geheel gelei
delijk geworden. Deze geleidelijke overgang werd ook voor
een belangrijk deel bevorderd door de annexatie in 1920
van een aantal buurtgemeenten bij Groot-Maastricht, die
met hun onbebouwde terreinen geen aaneengesloten ge
heel uitmaken met de oude stad.
Wie echter Maastricht wil leeren kennen, met al het
schoone en monumentale, dat uit vervlogen eeuwen is
overgebleven, richte zijn schreden naar de eigenlijke, oude
stad, waar gedurende meer dan twintig eeuwen zoovele
generaties hebben gewerkt, gevochten en geleefd.
Daar zal den bezoeker in een begenadigd oogenblik van
ontroering en beseffen openbloeien dat eerbiedwaardige
en mysterieuze en schoone, dat soms ongrijpbaar te tasten
ligt op een brokje grijs verweerden stadswal, of in een
schilderschoon, intiem hoekje, of op een ruige, trotsche
burchtkerk.
Daar zal dan misschien ook het visioen openbreken van
de genesis der stad, waarvan het begin was in prae-histo-
rische tijden: enkele schamele, in den grond ingediepte,
leemen hutten; daarna een castrum met zwaardenklette-
rende legioensoldaten en met wat woninkjes van rondtrek
kende handelaars. Later: wederom leemen hutten en hou
ten huisjes; een steenen, veilige omwalling met steeds tal
rijker omhoog rijzende spitsen en torens.
Daarnaeen vesting met zware poorttorens, ronde bastions
en bolle buitenwerken. En tenslotte: een zich openbreken
de stad met den langzamerhand omhoog dreunenden daver
van stampende machines en wentelende dynamo's.
Maar boven dit alles uit blijven de torens en spitsen rijzen,
rijzend omhoog!
44