gevechten tusschen Hervormers en gewapende wachten, die
ter bescherming bij de kerken waren opgesteld.
Ondanks de voorloopig getroffen overeenkomst van 4 No
vember 1566, waarbij aan de verlangens der Hervormden
werd toegegeven, laaiden toch opnieuw de onlusten op,
totdat op bevel der landvoogdes 21 compagnieën vreemde
troepen in de stad gelegerd werden en het verzet althans
in zijn luidruchtigheid tijdelijk werd gebroken.
Intusschen begonnen voor Maastricht in 1568 de eerste
krijgsverrichtingen van den 80-jarigen oorlog en acht ja
ren later, in 1576 zou de eerste groote plundering der stad
door de Spaansche en Duitsche huurtroepen plaats grijpen,
waarbij 1500 burgers gedood werden.
Reeds drie jaren later in 1579 zou dit door een veel groo-
ter drama gevolgd worden, de belegering en inname van
de stad door Parma. Gedurende een belegering van drie
en een halve maand zou het kleine garnizoen van 1200
man, versterkt door een 6.000 burgers en burgeressen, de
hevige stormaanvallen van de geweldige Spaansche leger
macht, die 34.000 man sterk was, heldhaftig weerstaan.
Na vergeefsche pogingen tot ontzet en na voortdurende
bombardementen, werd de stad tenslotte veroverd en deer
lijk geplunderd en verwoest, nadat de bezetting tot een
derde was geslonken en de burgers zich tot het laatste toe
heldhaftig hadden verdedigd. Ongeveer 10.000 mannen,
vrouwen en kinderen verloren hierbij het leven op een
totale bevolking van 34.000 personen.
Dit ontzettend bloedgericht heeft den bloei van Maastricht
ten ergste geknakt, terwijl de enorme buit, die op 5 mil-
lioen gulden wordt geschat, de stad geheel heeft verarmd
en een diep verval heeft ingeleid. Daarbij kwam nog, dat
de vroegere privileges der stad door Parma werden inge
trokken of tenminste aanzienlijk werden bekort.
Met 1579 begint dan ook een periode van verval. Honderd
jaar later schijnt volgens sommigen het aantal inwoners
eerst nog slechts 12.000 te hebben bedragen. Overigens
waren reeds vroeger tal van burgers en bekwame ambachts
lieden om geloofswille naar elders uitgeweken.
25