22
willen wij tot besluit van deze periode eerst nog iets mede-
deelen over den regeeringsvorm van Maastricht in de Mid
deleeuwen.
De geschiedschrijvers zijn het niet geheel eens over het
ontstaan der tweeheerigheid, die reeds in het voorafgaande
vermeld is. Voor ons doel kan hier volstaan worden met
mede te deelen, dat na herhaaldelijke conflicten de hertog
van Brabant en de prinsbisschop van Luik bij overeen
komst van 1284 in de z.g. „Oude Caerte" hun beider rechts
gebied binnen de stad hebben afgebakend en hun rechten
bepaald.
Ondanks deze overeenkomst hebben beide souvereinen vaak
groote oneenigheden gehad, waarin de stad, die vaak geen
partij koos, toch betrokken werd, evenzeer als in de con
flicten tusschen den prinsbisschop en zijn eigen onderdanen
in het bisdom Luik.
Overigens schijnen reeds in het begin der 13e eeuw (1204)
de burgers door hun vertegenwoordigers, de gezworenen
aan het stadsbestuur te hebben deelgenomen. Naast schout
en schepenen als vertegenwoordigers van de beide heeren,
hebben reeds omstreeks 1250 burgemeesters gestaan aan
het hoofd van een raad van gezworenen. Ook heeft de
Maastrichtsche burgerij reeds op het eind der 13e eeuw
het keurrecht bezeten en kon ze als zoodanig belangrijke
verordeningen maken en boeten vaststellen.
Voor de kennis van het stadsbestuur is verder nog van
belang een charter van 1379, waarbij Wenceslaus en Jo-
hanna van Brabant aan de Brabantsche onderdanen in
Maastricht het recht gaven om door de ambachten of gil
den een burgemeester en vier gezworenen vrij te kiezen;
de Luikschen mochten zulks eveneens doen. Het bekende
Statutenboek van 1380, dat met zijn 132 artikelen bijna
een volledig crimineel, civiel en politiek wetboek is voor
dien tijd, schijnt reeds een uitvloeisel te zijn van de in
1379 aan Maastricht toegestane rechten, doordat het hoofd
zakelijk of uitsluitend door de bovenbedoelde burgemees
ters en gezworenen schijnt te zijn uitgevaardigd.
Als twee andere belangrijke „stadsstukken" uit de 15e eeuw