sche en inzonderheid voor Maastricht mede via het Luik-
sche prinsbisdom doen gelden en gestadig van kracht blij
ven. Vooral de deftige woonhuisbouw kwam hier in het tee-
ken te staan van de decoratieve stijlen, die zich in Frankrijk
achtereenvolgens onder Lodewijk XIV, Lodewijk XV en
Lodewijk XVI zouden ontwikkelen. En zoo kan men ook
bij de Maastrichtsche woonhuizen deze verschillende stij
len onderscheiden.
De Lodewijk XIV-stijl kenmerkt zich in de bouwkunst in
het algemeen door een zakelijke helderheid, tucht en wet
matigheid, daar hij uitging van het principe, dat de kunst
is het werk van de rede en niet van verbeelding en gevoel.
Deze karaktertrek manifesteert zich zoowel in den inwen-
digen als in den uitwendigen bouw. Uitwendig wordt ge
streefd naar het vormen van een gesloten blok. Het dak
wordt kleiner gemaakt door de toepassing van het man
sarde-dak met gebroken kap, terwijl het gevelvlak vereen
voudigd wordt, doordat men niet meer toepast de sterk
plastisch werkende geleding van risalieten, zuilen en pilas
ters. Daar waar deze bouwelementen echter niet achter
wege kunnen blijven, worden zij vervlakt en worden b.v.
de pilasters van de kolossale orde vereenvoudigd tot lise
nen, die over de geheele hoogte zijn doorgetrokken. Ty
pisch voor dezen stijl is ook het blokwerk, dat vooral voor
de middenpartij en de hoeken wordt toegepast.
De inwendige ruimte-compositie kenmerkt zich door het
groepeeren van verschillende ruimten of vertrekken op
overzichtelijke wijze om een centraal motief, nl. de vesti
bule. Overigens staat de decoratieve behandeling van het
inwendige in tegenstelling tot de nuchtere en verstande
lijke buitenarchitectuur.
Bij de Maastrichtsche gevels van het begin der 18e eeuw
uit zich de Fransche bouwwijze vooral in het rijker dan
vroeger uitgevoerde ornamentwerk van de omlijstingen van
deuren en vensters, die regelmatig en evenwichtig het
gevelvlak doorbreken.
De Lodewijk XV- of rococo-stijl is gemakkelijk herkenbaar
aan de sierlijk golvende lijn van de deur- en venster-
123