primitieve oorden bij Caberg, Gronsveld, Rijckholt, St.
Geertruid, Stein en Maastricht.
Waar het latere Mosae Trajectum zou liggen, was eens de
plaats, waar de praehistorische mensch gemakkelijk van
den eenen naar den anderen Maasoever kon komen. Hier
immers vervlakten de krijtheuvels van het vruchtbare
Zuid-Limburgsche behoschte heuvellandschap tot onbe
duidende verheffingen en opende zich het Maasdal in een
nauwelijks geaccidenteerd terrein tot een breeder, lang
zaam dalend laagterras. Hier immers was ook slechts één
rivierovergang, want de Jeker vereenigde zich op deze
plaats met de Maasbovendien was hier de rivierovergang
in dit langzaam dalend terrein ook gemakkelijk doorwaad
baar.
Zoodoende was ook de Romeinsche heirweg, die hier de
Maas kruiste, waarschijnlijk reeds de historische voort
zetting van een ouden praehistorischen landweg en heeft
in ieder geval deze heirweg den hier aanwezigen en van
nature gemakkelijken rivierovergang onmiddellijk benut.
Tot in den laatsten tijd was men de meening toegedaan,
dat het Romeinsche Maastricht jonger en minder belang
rijk was dan het naburige Coriovallum (Heerlen) of dan
het meer Noordelijk gelegen Noviomagum (Nijmegen).
Toen de grond echter in de jaren na 1930 in de oude bin
nenstad wegens belangrijken nieuwbouw sterk omwoeld
werd, heeft men vele belangrijke vondsten gedaan, die tot
een geheel andere zienswijze leiden.
De talrijke, op verschillende plaatsen gevonden terra-
sigillata-fragmenten, die voor een groot deel met meer of
minder zekerheid aan pottebakkers uit het midden van de
le eeuw na Christus kunnen worden toegeschreven, wijzen
er op, dat Maastricht reeds in de eerste eeuw over een vrij
groote uitgestrektheid bewoond was en dat het dus wel
meer was dan alleen maar een zwak of niet versterkte
rivierovergang met slechts bewoning in de onmiddellijke
omgeving.
Van deze vrij uitgestrekte Romeinsche nederzetting, die
Mosae Trajectum dus naar onze meening in de le eeuw
11