ren ketel, evenzeer als van de dorstige schaapjes. De an
dere tapijten bevatten voorstellingen, die betrekking heb
ben op den doortocht door de Roode Zee, het mannalezen,
de dans om het gouden kalf en het vinden van Mozes in
het biezen mandje.
De naast de Prinsenkamer in den Noord-Oosthoek gelegen
wethouderskamer bezit een zwaar geprofileerden marme
ren schoorsteenmantel, met daarboven een eikenhouten
boezemkast met rijk versierd snijwerk en een plafondschil
dering, die door den Maastrichtschen schilder J. B. Coclers
gemaakt werd (1737). Deze plafondschildering stelt den
Olympus voor met de gebruikelijke hemelbewoners, zoo
als in het midden Jupiter en Juno, Mercurius in den rech
terbenedenhoek en andere.
Van de andere vertrekken, aan de rechter- of zuidzijde
van de hal gelegen, moet nog vermeld worden de burge
meesterskamer. Deze bevat een stucplafond in Régence-stijl
van den reeds genoemden Vasalli, verder een geschilderd
goudleeren behang met Japansche motieven en een schoor
steen met hooge, roodmarmeren zuilen, waarboven zich een
schoorsteenstuk van Plumier (1714) bevindt met een alle
gorische voorstelling, die wederom betrekking heeft op de
tweeheerigheid der stad.
Naast de Burgemeesterskamer bevindt zich de Secretaris
kamer, eveneens met stucplafond en tapijten, waarop een
park met fonteinen, vogels enz. Deze tapijten, die op vier
plaatsen het jaartal 1705 dragen, zijn door het atelier
Coppens uit Delft geleverd.
Van de vele in het Stadhuis aanwezige schoorsteenstukken
en schilderijen mag hier niet onvermeld blijven een op de
tweede verdieping aanwezig groot paneel uit de 15e eeuw,
waarvan het jaartal verkeerdelijk als 1599 is aangegeven.
Dit merkwaardige paneel stelt in de benedenhelft een
rechtsgeding voor, waarbij de rechters vermaand worden
om eerlijk en onbaatzuchtig recht te spreken, zooals een
engel hun voorhoudt in de woorden, die op een bande
rol zijn aangebracht. Een satanisch grijnzende duivel
figuur fluistert hun een tegenover gestel den raad toe. In
109