blijkt, dat het toenmalige „stadhuis", „De Lantscroen", in
de Groote Staat in zeer bouwvalligen toestand verkeerde.
Herhaaldelijk zijn daarna nog pogingen gedaan om tot den
bouw van een nieuw stadhuis te komen, doch eerst ruim
zestig jaar later, 21 Juli 1659, werd daartoe besloten, nadat
Pieter Post veertig dagen in de stad verbleven had „om te
weten, hoe ende op wat manieren het Stadthuys behoorde
geplaetst te worden". Vijf jaar na de eerste steenlegging
kon het stadhuis betrokken worden en had er de eerste
raadsvergadering plaats (7 Juli 1664).
Het gebouw was toen echter nog niet geheel gereed. Zoo
werd o.a. de houten noodtoren later door een nieuwe ver
vangen en eerst in 160*4 voltooid. De inwendige versiering
en stoffeering heeft echter nog veel langer geduurd. Vooral
in de periode 1710-1740 zijn er groote sommen aan de
inwendige verfraaiing ten koste gelegd, zooals nog uit de
hierna volgende beschrijving zal blijken. Overigens heb
ben de kosten van den bouw ongeveer 127.000 Luiksche
guldens bedragen, hetgeen met een vooroorlogsch - be
drag van meer dan 70.000 overeenkomt.
In- en uitwendig hebben er, met uitzondering van den
toren, in den loop der tijden geen verbouwingen of ver
anderingen sedert 1664 plaats gehad. Enkele vertrekken
werden eenigszins anders ingedeeld, doch dit heeft het
aspect niet veranderd.
c. Beschrijving.
Hoog en statig rijst op een nagenoeg vierkant grondplan
het monumentale bouwwerk van Pieter Post op het ruime
Marktplein omhoog. Dit plein wordt ondanks zijn weidsch-
heid door het imposante monument geheel beheerscht.
In een rustige beslotenheid rijen de huizen zich rondom
de pleinruimte en omgeven deze met hun hooge gevels
en hun vele merkwaardige daken in een vlak en effen
carrée.
De oude en smalle straten, die op het marktplein uitko
men, doorbreken de gevelvlakken ervan bijna niet. Een
105