van het burgerlijk bestuur, namelijk de „Lantscrone", wel
ke in 1658 gesloopt werd en een afzonderlijk dinghuis, dat
als gerechtshof voor schout en schepenen diende en nog
bewaard is gebleven in het tegenwoordige aan de Kleine
Staat gelegen Dinghuis.
Het gebouw is opgetrokken op een grondplan in den vorm
van een langgestrekten, onregelmatigen vierhoek, hetgeen
in de late Middeleeuwen de zeer gebruikelijke vorm was
voor dergelijke gebouwen.
Het gebouw bestaat uit een kelder- en een onderverdieping
en nog drie andere verdiepingen. Het geheel wordt over
dekt door een opvallend hoog zadeldak, dat bijna zoo hoog
is als de gevel zelf en bekroond wordt door een klokke-
torentje. Waarschijnlijk is het Dinghuis vroeger nog een
verdieping hooger geweest, hoewel hiervan niets blijkt op
het schilderij van I. Lefebure, dat naar een 16e eeuwsche
teekening zou zijn gereproduceerd. De in 1908 gemaakte
dubbele trap is in de plaats gekomen van een vroegere
dubbele trap met bordes, galerij en zuilen, die in 1749
werden afgebroken.
De mooie, hooge en smalle voorgevel bestaat geheel uit
Naamsehe steen en wordt verticaal verdeeld door drie
rijen van drie vensters, waarvan de middelste van iedere
verdieping het breedst is. De vensters hebben gebeeld
houwde boogvullingen en de traceeringen vertoonen veel
overeenkomst met die van het Spaansch Gouvernement.
De hooge en merkwaardige zijgevel aan de Jodenstraat
bestaat gelijkstraats uit Naamsehe steen en is voor het
overige in vakwerk gebouwd. Van het interieur moge hier
nog de met een tongewelf gedekte kelder vermeld worden
en eenige mooie schouwen.
Thans nog eenige bouwdata! Met den bouw van het Ding
huis is men op het laatst in 1470 begonnen, ja waarschijn
lijk was het gebouw reeds in dit jaar geheel voltooid. De
voorgevel is ongeveer 50 jaar later opgetrokken. Nadien
zijn er nog verschillende veranderingen aan gemaakt,
waarop o.a. het jaartal duidt, dat nog in een boogvulling
van een der vensters in den voorgevel te vinden is. Resu-
100