telijke ziekten wies de bevolking in een halve eeuw
van 10.000 tot 70.000. Op den groei van de stad zou
dit niet zonder gevolgen blijven.
De stadsuitbreidingen in de Gouden Eeuw.
De groote bloei na het beleg en de enorme bevol
kingstoename noopte ertoe het probleem van de
stadsvergrooting, dat zoo langen tijd niet aan de
orde geweest was, weer ter hand te nemen. Het was
in het begin van de 17e eeuw meer dan noodig. Geen
plekje van de stad was meer onbebouwd gebleven.
Zelfs de terreinen achter de huizen waren gebruikt
door den aanleg van „straetjens en steechjens
ende beset met cleyne huysen".
Met de voortvarendheid en den drang tot daden,
welke het kenmerk waren van deze eeuw, vatte men
de zaak aan. Enorm waren wederom de kosten voor
den aankoop der gronden en oude rechten, het ver
leggen der singels met alle kunstwerken zooals brug
gen, poortenden bastions en het graven van de nieuwe
grachten, die het onmisbare water voor de „vuyle
nering" van de Leidsche villers en vollers moesten
leveren.
Fig. 15. Kaart van de
stadsvergrootingen in de
17de eeuw.
KAARTJE VAN 5TAD5VERGROOTINGEN
62