scheiden, een eenvoudige kapel, welke in 1365 tot parochiekerk werd verheven. Op den Zondag voor Maria Hemelvaart van dat jaar had de wijding plaats. Deze kerk, die in de minst aanzienlijke buurt van de stad lag, bleef een zeer eenvoudig bouw werk met een onregelmatig grondplan. Men had er een Mariakapel met St. Maartensaltaar. Na de hervorming werd ze aan de Waalsche ge meente afgestaan. Thans rest slechts een klein gedeelte van het koor dat, als een verdwaald frag ment van oude glorie, deel uitmaakt van de om muring van een speelplaats. De Kloosters. Talrijke kloosters verlevendigden in dien tijd het stadsbeeld. Zij vormden de natuurlijke stoffeering van de middeleeuwsche stad. Wanneer men de kloosters, die wegens plaatsgebrek buiten de wallen gelegen waren, mederekent, telde de stad er 16, terwijl het aantal kloosterlingen in de goede dagen op 5 a 600 mag worden geschat. Rondom de stad in de ommelanden lagen nog verschillende kloosters en abdijen, die in tegenstelling met de meestal bescheiden stadskloosters groot en vermaard waren. We mogen hierbij denken aan de abdijen Leeuwenhorst en Rijnsburg, de kloosters Engelendaal te Leiderdorp en Rodenburg te Zoeterwoude, Mariënpoel te Oegstgeest, Mariënhave en dat der Elfduizend Maagden te Warmond. Het meerendeel der kloosters te Leiden werd bewoond door vrouwen, die zich aangetrokken gevoelend tot het beschou wend leven een communiteit vormden en toe traden tot de derde orde van St. Franciscus of tot die van St. Augustinus. Zij voorzagen meestal in hun onderhoud door eenvoudig handwerk. Velen van haar waren zeker ongeletterd. Het klooster werd meestal 34

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 41