samen tot een zwijgende eerewacht. Twaalf steenen
stammen, waarvan de kruinen in elkaar grijpen,
de twaalf stammen van Israël, naar welker getal
Christus de twaalf apostelen koos. Aan ieder van
deze pilaren troonde een marmeren apostelbeeld.
Aan de „moeten" van voetstukken en baldakijnen,
op de zuilen achtergebleven, kan men weten, dat
deze beelden 1.50 M. hoog waren. Achter elk van de
apostelen was een gordijn geschilderd, waarvan de
brokkelige omtrekken en kleuren nog te onder
scheiden zijn. Beide middelste draperieën zijn
hooger geverfd dan de andere: de plaats van de
beschermheiligen der kerk, St. Pieter en St. Paulus.
Dit tweetal overzag het hoogaltaar slechts een
van de altaartreden is gespaard dat prachtlievend
gewrochte altaar, waaraan jaren was gearbeid, en
dat met zestien beelden was versierdDe dubbele
beeldenstorm (1566 en 16T2) heeft alle hier opgetaste
kunstschatten weggevaagd, de koorstoelen, het
sacramentshuisje, de lezenaars, en zelfs den in het
Nederlandsch vertaalden Bijbel, die hier, in een
kostelijk schrijn, voor ieder ter inzage lag. Over de
muren streek de witkwast, de gloed van de gebrand
schilderde ramen doofde uit in gruzelementen."
Aan de Westzijde was reeds in 1398 een groote toren
van 100 meter hoogte verrezen, welke in tijden van
gevaar tevens als observatiepost dienst deed. Erg
hecht van constructie was hij niet. Op den vijfden
Maart 1512 stortte de toren met donderend geraas
ineen om nooit meer te herrijzen. Het stadsbestuur
beleefde toen moeilijke oogenblikken, want het ge-
heele archief met oude stukken was in een ijzeren
kist in den toren geborgen, maar kwam wonder
boven wonder ongeschonden te voorschijn. De klok
werd voortaan opgehangen in een klokkestoel die
op het kerkhof werd opgetrokken en de „Coninxweg"
zou voortaan Kloksteeg heeten.
32