dan in onze dagen. I>e wallen, poorten en grachten
moesten worden verlegd. Een groote hoeveelheid
steen was noodig en het behoeft ons daarom niet te
verwonderen, dat vele boeten in die dagen bestonden
uit de leverantie van steenen voor de stadsmuren.
Werd de bevolkingsdichtheid binnen de stadsmuren
te groot, dan ontstond er een bebouwing buiten de
wallen, welke echter in verband met gevaar bij
belegering zoo spoedig mogelijk diende te worden
ommuurd.
De uitleg van omstreeks 1300.
Zoo ontstond in Leiden de eerste stadsvergrooting
op het Hoogeland, aansluitende aan het burchtter
rein, aan den voet waarvan ongetwijfeld reeds vroe
ger eenige bebouwing was ontstaan.
Omstreeks 1300 is er al sprake van het graven van
nieuwe grachten, waarmede de Hooglandsche Kerk-
gracht en Hooigracht bedoeld zullen zijn, waartus-
schen later de „Middelweg" ontstond. Men paalde den
uitleg ruim af en de nieuwe vestwal kwam te loopen
bij de huidige Vestestraat. Behalve de reeds ge
noemde Hooigracht groef men er nog een tweetal
grachten, waarvan de verst verwijderde „Uiterste"
gracht en de er tusschen gelegen „Middelste" gracht
werd genoemd. Hierdoor ontstonden regelmatige
bouwblokken, geschikt voor de voortschrijdende be
bouwing. Deze uitleg moet aanvankelijk nog een
landelijk karakter hebben gehad. De namen als
Hooigracht, Groenesteeg, de wijk Gansoirde met den
molen en „der stede coghuis", waar men de „cogghe",
het stedelijk oorlogsvaartuig oplegde, duiden in deze
richting. Gedurende een halve eeuw zou deze uitleg
van Leiden de steeds toenemende bebouwing kunnen
opnemen.
24