gebied, waar 's Gravenhof met boomgaard en crijthof
lag te midden van zijn hoeven, werd stilaan een
nijvere bijenstal met een steeds toenemende bevol
king, waaraan alle open gronden moesten ten offer
vallen. Steeds meer terrein werd van het grafelijk
gebied afgestaan en voor stedelijke doeleinden be
stemd.
Niet ver van het Gravenhof lag het Gravensteen,
een gebouw, dat zeker in deze dagen in de Leidsche
belangstelling staat. Het was een „gevanghen toren",
waar de gevangenen van Leiden en Rijnland werden
opgesloten, totdat het vonnis werd voltrokken. Het
was niet meer dan een toren, welke zich thans in
het midden van het complex gebouwen nog duidelijk
afteekent. Onder dezen toren bevindt zich tot in
onze dagen een overwelfde kelder, gebouwd in reuzen
moppen, een „carcer", waarin men met een ladder
door het gewelf moest afdalen. !De gevangenen kon
den hier veilig worden opgeborgen. Uit welken tijd
deze toren dateert is niet precies aan te geven, doch
hij gaat in elk geval tot de 13e eeuw terug. Bij de
laatste onderzoekingen, welke in verband met de
restauratie grondig konden geschieden, is gebleken,
dat deze toren in aanleg een verdedigbare vlucht-
toren moet zijn geweest, zooals in onderstaande
reconstructie is aangegeven.
Zooals op het Rijneiland vóór de ommuring der stad
een vluchtburcht was opgeworpen om ten tijde van
onraad een veilige wijkplaats te bieden, zoo bezaten
de graven bij hun woning, welke vermoedelijk niet
voor een langdurige verdediging was ingericht, een
vluohttoren.
De toegang bevond zich enkele meters boven den
grond. Deze was slechts met een ladder te bereiken,
die daarna kon worden opgetrokken. Het boven
vertrek had aan elke zijde twee schietgaten, die
onlangs zijn blootgelegd. Toen de stad Leiden in goed
17
Oud Leiden 2