INLEIDING
HET ONTSTAAN VAN LEIDEN
Toen Leiden te midden van het ruige landschap
als een kleine nederzetting begon te ontluiken, had
den de dorpen rondom al een bloeiend parochieleven.
Oegstgeest (Kerkwerve), Leiderdorp en Zoeterwoude
waren reeds bekende klanken en hun grenzen liepen
te zamen bij de splitsing van den Rijn, waar later
de Leidsche burcht zou verrijzen. Alle gissingen
en hypothesen van oudere geschiedschrijvers en ge
leerden ten spijt, die het ontstaan van Leiden hebben
teruggevoerd tot een stichting uit den tijd van de
Romeinen, de Franken of de Noormannen, werd deze
stad geboren als een Hollandsche stad temidden van
een Hollandsch land en heeft dit karakter ten allen
tijde bewaard.
In de lijst van de kerkelijke goederen van de Utrecht-
sche St. Maartenskerk, die voor de oudste deelen
teruggaat tot 777 en 866, wordt Leiden het eerst
vermeld als de drie „Leithen", welke elk voor zich
een groep boerenhoeven telde, waarvan deze kerk er
vier bezat. Het woord Leithen is etymologisch te
herleiden tot „aan de weteringen", waarmede de Rijn
en de Mare bedoeld zullen zijn.
Zooals bij elke nederzetting is er van het allereerste
begin weinig bekend. Eerst wanneer er zich machtige
heeren met hunne steenen huizen temidden van de
eenvoudige houten behuizingen vestigen of zij
een knooppunt van handel en verkeer wordt begint
de geschreven historie en worden feiten in annalen
geboekstaafd.
Moet het verwondering wekken, dat dit gehucht,
9