wijken verdeeld, een weldadige rust, gegrondvest op
de onderlinge saamhoorigheid der bevolking, die haar
rechten en plichten kende tegenover de gemeenschap.
Ook het geheele stedelijke leven ademde een sfeer
van rust. De hofjes vormden een van de typische
verschijnselen in de stad. Reeds in de 17e eeuw
en nog eerder waren er vele hofjes gesticht doch in
de 18e eeuw, toen er nagenoeg niet meer werd ge
bouwd, verrezen toch nog zulke samenwoningen,
meestal in rijken stijl opgetrokken, zooals Meermans
burg, Coninkshof en andere. Door den aard der
stichting bleven zij tot op onze dagen bijna alle
bewaard. Leiden is vermaard door zijn hofjes, waar
van het aantal bijna de 30 bereikt.
Ook op het gebied van de godsdienstvrijheid waren
de opvattingen milder geworden. De protestantsche
kerkgenootschappen zooals het Waalsche, Luther-
sche en Doopsgezinde, hadden openbare kerken ver
kregen. Deze waren doorgaans eenvoudige weinig
opmerkelijke bouwwerken.
De Katholieken waren, ondanks de strenge maat
regelen, niet geheel zonder zielszorg gebleven. Kort
na 1700 telde Leiden nog zeven staties, waarvan twee
wereldlijke en vijf paters-staties. Zij deden hun
dienst in de schuilkerken, welke van buiten niet als
Fig. 29.
88