toegangswegen door de bastions liepen, zooals bij de
Hoogewoerds- en Wittepoort, ontstonden binnen- en
buitenpoorten. Van de oude poorten, die bij het beleg
dienst hebben gedaan, is geen enkele bewaard. Alleen
de Blauwe poort, die tusschen de jaren 16021610
was gebouwd, bleef na den uitleg nog lang gehand
haafd en werd zelfs aanzienlijk verfraaid. In de 19e
eeuw, bij de ontmanteling van de stad, verdwenen de
meeste, met uitzondering van de Zijlpoort en de
Morschpoort, die voor ondergang zijn gespaard ge
bleven.
Particuliere gebouwen.
Ook de particuliere bouwnijverheid is in de gouden
eeuw van grooten omvang geweest. Het aantal monu
mentale gevels in Leiden uit die jaren is zeer groot.
Wij denken hierbij aan de gevels aan het Rapenburg,
waarvan vooral het huis van de familie Van Leyden
(Nr. 40) bijzonder is en de gevels van de huizen,
die in 1668, na de afbraak van het Prinsenhof, op die
plaats werden gebouwd en uitmunten door schoon
heid. Voorts de onlangs gerestaureerde gevel aan het
Noordeinde (Nr. 60) met de siertrossen, de huisjes,
die in tijden van woningnood tegen de groote kerken
zijn gebouwd, waarvan die aan het Pieterskerkhof
met de gebeeldhouwde ingangen belangrijk zijn.
Voorts tal van groote en kleine gevels, welke gedeel
telijk door verbouwing zijn verminkt.
Poortjes.
Talrijk waren in die jaren ook de kleine toegangs
poorten tot woningen en tuinen, waarvan de meeste
nu verdwenen zijn. Wij denken hierbij aan het
Academiepoortje, waarvan de overblijfselen nog in
een der muren zijn ingemetseld. Voorts het poortje
84