tegels met louter blauwe beschildering, evenals het
eender kleurige vaatwerk, pas onder den invloed van
den invoer van Chineesch porselein zijn gemaakt. De
blauw-wit mode dateert wel al uit het tweede of derde
decennium der 17de eeuw, maar gekleurde tegels en
tegeltableaux zijn er ook toen en daarna nog gemaakt.
Naar het ornament kan men de tegels in twee groepen
verdeelen. De eerste bestaat uit tegels, die een door
loopend ornament zoowel in horizontale als in verti
cale richting te zien geven; zij vormen met vier of soms
pas met zestien een mooi doorloopend patroon, zonder
afsluiting, een zoogenaamd oneindig rapport. Daar
naast heeft men de tegels die elk voor zich van een
teekening zijn voorzien als een figuur of dier of bloem,
een enkele maal een spreuk „Looft God", met of zon
der geometrische omlijsting, veelal met ornament in de
vier hoeken, dat met dat van de drie aansluitende te
gels weer een doorloopend patroon helpt maken. Soms
overweegt hier het ornament, soms de figuur of de
vruchten en bloemen, maar het karakter van midden
motief met aan elkaar sluitende hoekvullingen blijft
ook in later tijden steeds bewaard, al wordt die hoek
vulling soms zeer klein en al komen er evenzeer tegels
voor met figuren of tafereelen zonder eenige versiering
op de vier hoeken. Wij merken nog op dat patronen
als vruchten, coupe met vruchten, bloemvaasjes, vaak
dezelfde zijn als op de schotels voorkomen.
De tegeltableaux, waarmede wij niet bedoelen de
tableaux, die men uit de bovengenoemde decoratieve
tegels met doorloopend patroon samengesteld in de
musea vindt, maar de tafereelen uit tegels opgebouwd,
hebben altijd een of andere voorstelling tot onderwerp,
welke over verschillende tegels is verdeeld, een land
schap, een schip op zee, een figuurstuk, een vaas met
bloemen. Hier vereischte iedere tegel een andere be
werking, al werd ook met een groote schablone ge
werkt, waarvan de deel en over de tegels verdeeld wer
den overgebracht.
93