88 in de 18de en 19de eeuw maken. Het kenmerk blijft dat de voorzijde van tinglazuur, de achterzijde van loodglazuur is voorzien. De beschildering wordt steeds grover en fletser. Ook louter blauw op wit komt veel voor. In Friesland en Limburg en ook elders werden schotels van deze soort vervaardigd, die men deels ook als aldaar gemaakt kan aanwijzen. Wij moeten hier nog spreken over de stukken die als voorbeelden van den overgang tot het „Delftsch aarde werk" zijn te beschouwen. Het is echter niet mogelijk van de algeheele navolging - zij het in grovere trek ken van de Wanli-patronen een gaaf voorbeeld te toonen. Wel zijn er heel wat scherven van deze soort gevonden. Beter kunnen wij het boven besproken bla zoen van het Sint Lucasgilde te Haarlem weergeven, afb. 11, waarop een schotel van een toen in Haarlem vervaardigde soort, die wellicht nog loodglazuur aan de achterzijde had, meer waarschijnlijk reeds geheel met tinglazuur overdekt, als een overgangsstuk tot wat wij „Delftsch" noemen beschouwd kan worden. Wij zijn hiermede gekomen in den tijd dat de Chineesche invloed overheerschend wordt, wat zich in het vervolg niet slechts in de patronen, maar vooral ook in de ver fijning van de techniek, zooals die in de Delftsche pla teelbakkerijen zou worden beoefend, gaat vertoonen. Voordat wij over het „Delftsch" gaan spreken, vragen nog de tegels en tegeltableaux in de oude kleuren en techniek onze aandacht.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 93