74
twee tot vijf porceleinen (Delftsch aardewerk) pyra-
miden en groote stellen „Delftsch" en een rek met
schotels van aardewerk of porselein. Maar dit is alles
of grootendeels Delftsch en dus eigen fabrikaat, even
als veel vaatwerk dat naast Oost-Indisch porselein in
overvloed in de boedels voorkomt. Dat de plateelbak
kers in hun eigen materiaal behalve borden ook andere
wandversiering hadden, ligt voor de hand. Zoo lezen
wij van gebakken „historitgens" landschappen van
„Delftsch" en andere voorstellingen, zooals wij die ook
in de bewaard gebleven plaketten van aardewerk en
anderszins kennen. Dat gesproken wordt van een zaal
tje en van een kamertje met tegeltjes bezet is nog geen
weelde, maar een zijsalet en een zaaltje en kamers met
behangsels van goudleer en een goudleerkamer en zeil
doekenbehangsels wijzen op toenemende luxe. Bij den
verkoop van „de Klauw" in 1740 vinden wij, behalve
zeildoeken behangsels in salet en slaapkamer, een
goudleeren in de eetzaal, drie schoorsteenstukken, schil
derijen in dezelfde drie kamers, een vasten spiegel in
het salet en schild rijen in de gang. Schilderijen waren
trouwens nog geen bewijs van groote luxe, want Abra
ham de Kooge, die reeds vóór 1680 schilderijen van
Tintoretto en Jordaens naast Cuyp en andere Noord-
Nederlandsche kunstenaars bezat was behalve plateel
bakker of meester porseleinbakker ook kunsthandelaar
of wel „schil derievercooper"; hij is echter al niet meer
de eenvoudige plateelbakker van den tijd van opkomst
van het bedrijf. Van meer luxe nog getuigt de koop
van Judith van Eenhoorn, weduwe Adrianus Kocx, die
in 1734 de buitenplaats „Hooffbosch" koopt.
Dit brengt ons op de rol, die de vrouwen speelden
in het plateelbakkersbedrijf. Dat de vrouw van een
overleden plateelbakker de fabriek voortzet, is stellig
al vroeg gebeurd en een huwelijk van een weduwe weer
met een plateelbakker is al evenmin ongewoon als het
Tafereelen, genrestukjes, maar ook andere voorstellingen.