73
voorbeelden geven. Laat ons liever nog eenige grepen
doen in de notarieele acten voor eenige inlichtingen
over het huiselijk leven der plateelbakkers. Het spreekt
van zelf dat het vooral de testamenten met de inven
tarissen zijn, die ons een inzicht geven in hun interieur
en de toenemende luxe. Wanneer in 1640 een dienst
maagd over linnen en damast, dat voor den man met
letters en voor de vrouw met een kruisje gemerkt was,
een verklaring aflegt, dan behoeven wij nog maar aan
de Oud-Hollandsche degelijkheid te denken. Goud, zil
ver en juweelen worden maar zelden vermeld. En als
de meesters plateelbakkers en baksters tuinhuisjes en
erven koopen, dan beleggen zij een zekere winst om er
hun genoegen van te hebben. Ook wanneer wij in het
mutueele testament van 1643 van Aelbrecht Corn. de
Keyser en zijn vrouw lezen dat zij hun kinderen een
„uitzet naar staat" geven, dan behoeft de gedachte aan
luxe nog niet op te komen en ook nog niet, wanneer
een zoon van Heyndrick Beukels van der Burch in het
testament van zijn ouders geld uit den boedel voor
een uitzet krijgt en alle „slaeplaecken", hemden en ser
vetten, daar zijn naam op staat, alles gelijk zijn oudste
broer reeds heeft genoten. Wij kunnen dan hoogstens
van welgesteld spreken. Komt in een mutueel testament
voor dat de overlevende de kinderen moet onderhouden
en opvoeden en „dezelve heure studiën laten voltrek
ken", zooals in het testament van Dirck Jeronimus van
Kessel, dan wijst ook dat op een zekere welgesteldheid.
Ook het koopen van huizen of een tweede plateelbak
kerij of deelen van een fabriek wij zouden zeggen aan-
deelen - is in den bloeitijd een algemeen verschijnsel.
Kort na 1700 klinkt echter een andere toon uit de
archivalia, waardoor de gedachte aan luxe wordt ge
wekt. Wij zien dan dat bij den verkoop van „de Drie
Kloeken" en evenzoo van „de Porceleyne Schotel" de
plateelbakkerij was voorzien van een „groot en com-
modieus" woonhuis, en vinden dit ook in andere inven
tarissen vermeld. Reeds het voorhuis is ingericht met