64
waarvoor in 1675 de gezamenlijke meesters plateel
bakkers een commissie kozen. En in hetzelfde jaar werd
een acte opgemaakt, waarbij eenige plateelbakkers en
winkelhouders werden gemachtigd om maatregelen te
nemen dat de plateelbakkers geen impost van het on
geraffineerde zout zouden hebben te betalen. En ver
volgens was het in 1683 weer het brandhout, waarvoor
twaalf meesters plateelbakkers gezamenlijk een drietal
hunner machtigden bij de Groot Mogende Heeren Sta
ten van Holland en Westvriesland vrijdom van de halve
pacht te „besolliciteeren", alsmede van de pacht „no
pende de binnenlandsche Hollandsche vrachten van
hetzelve hout". Ook ten opzichte van de plateelbakkers-
aarde werden met vereende kracht acties gevoerd. Zoo
verdedigden zich de gezamenlijke plateelbakkers, zich
noemende „porceleyn- en tegelbackers te Delft" in 1693
ten opzichte van het gebruik dat zij van de bij een Rot-
terdamsch koopman gekochte Engelsche aarde hadden
gemaakt. Zij hebben ze gebruikt voor het maken van
„porceleynen en tegeltjes" en tot geen ander gebruik
en niet ten dienste van „eenige lakenen", welke toe
passing van de Engelsche aarde hun zelfs onbekend
was. Ook werden gezamenlijke contracten afgesloten
met leveranciers van aarde, zooals in 1705 met een
koopman te Duisburg aan de Roer.
Op verschillende manieren werd tegen concurrentie
gewaakt. Niet alleen moesten de meesterplateelbakkers
hun merken deponeeren, maar wij lezen in de nota-
rieele acten bij voorbeeld ook van een overeenkomst
betreffende zes weken stilstand der plateelbakkerijen
tegen den winter, wanneer geen schildersknechts en
schildersjongens mochten werken, een contract dat in
1742 door vertegenwoordigers van het geheele corps
der meesters plateelbakkers werd onderteekend. Laat
ons tenslotte nog wijzen op het gezamenlijke optreden
in den tijd van het verval. In dien tijd, het midden der
18de eeuw, toen het Engelsche „steen" zijn technische
meerderwaardigheid deed gelden, en de eene plateel-